Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Meer betrokkenheid van jongeren? Eerst de randvoorwaarden op orde

  •  
09-02-2024
  •  
leestijd 9 minuten
  •  
995 keer bekeken
  •  
ANP-483514788

Als wij, volwassenen, aan jongeren kunnen bewijzen dat we hun meningen en leefwereld serieus nemen – met aandacht én actie – dan vergroten we de kans op meer politiek en maatschappelijk betrokken jongeren. In die volgorde. Niet andersom.

Er is nog een wereld te winnen als het gaat om het betrekken van jongeren bij politiek en democratie. Ik ben gelukkig niet de enige met die mening. Zo heeft de Commissie-Remkes in 2021 geconstateerd dat jongeren zijn ondervertegenwoordigd in onze democratie en dat dat een slechte zaak is. Niet alleen brengen zij belangrijke perspectieven in, ook zijn zij de toekomstige ‘dragers’ van onze samenleving. Vorig jaar stelde het Kinderrechtencollectief dat kinder- en jongerenparticipatie in Nederland niet goed geregeld is. En schrijver, columnist, feminist Tessel ten Zweege gaf afgelopen najaar in een opiniestuk in het Parool haar politiek gedesillusioneerde peers groot gelijk:

“Inmiddels zijn we naast de woningcrisis ook een klimaat-, stikstof- en een coronacrisis verder en kan de ‘pechgeneratie’ de balans opmaken. Wij hebben gezamenlijk een schuld van 28,2 miljard euro, hebben geen woonzekerheid door een verziekte huizenmarkt waar je schuld, anders dan beloofd, wél meetelt en geen levenszekerheid omdat onze planeet vergaat. Allemaal resultaten van jaren aan falend overheidsbeleid. Als kers op de taart wordt de rente van onze studieschuld per volgend jaar vervijfvoudigd. Hier is voor de pechgeneratie één les uit te trekken: politici liegen en hun beloften zijn niets waard.”

En even terug naar de Commissie-Remkes: op basis van de getrokken conclusies werd in 2021 het idee voor een jongerenparlement geopperd. Het stuitte op weerstand van veel jongerenorganisaties, en was de aanleiding voor een grootschalig actieonderzoek naar jongerenparticipatie. Heel vreemd is die weerstand natuurlijk niet. Want waarom iets nieuws opstarten terwijl er al zoveel is? En sluit een dergelijk – door volwassenen bedacht – orgaan aan op leefwereld van jongeren nu? Ik denk dat mijn antwoord te raden valt.

Ik snap best dat veel jongeren de politiek als ver-van-je-bed-show ervaren, hell, I do too sometimes. Niet gehoord of serieus genomen worden leidt nu eenmaal niet tot betrokkenheid, of in elk geval niet tot constructieve manieren daarvan. Het is natuurlijk ook knap lastig om een investering van iemand te vragen die zich niet betrokken voelt. Precies daar loopt het spaak: te vaak gaan vormen van medezeggenschap of jongereninspraak, of -participatie aan dat voorleven van betrokkenheid voorbij, terwijl het wel van de ander (de jongere) wordt verwacht.

A seat at the table is meer dan een stoel aanschuiven
Ruimte maken zodat jongeren kunnen plaatsnemen aan de beslis- of beleidstafel vraagt om meer dan een lege stoel. Dat verandert namelijk nog niks aan de taal, de overlegstructuur, (het gebrek aan) financiële compensatie en de thema’s. Jongerenparticipatie zal op die manier in veel gevallen een elitebaantje blijven: weggelegd voor jongeren die niet al hun tijd kwijt zijn aan studie en bijbaan, die al op jonge leeftijd hebben geleerd dat hun mening ertoe doet, en weten hoe ze die kunnen laten horen op de ‘gewenste’ manier. Dat het een heel aantal jongeren wél lukt om via medezeggenschaps-, leerlingen-, studenten- of jongerenraden van zich te laten horen is fantastisch, maar de groep zou nog veel groter en diverser kunnen zijn.

Doordat de structuur voor inspraak vaak vastligt, missen we een grote groep jongeren die wel ideeën heeft, maar die hun betrokkenheid niet associeert met politiek. Ondanks het wantrouwen jegens politici, onttrekt deze groep zich niet aan het maatschappelijk debat; zij doen bijvoorbeeld mee aan demonstraties, maken geëngageerde muziek of vlogs, duiden het nieuws via Instagram-accounts als Cestmocro of Politieke Jongeren, of nemen deel op meer ontregelende manieren die niet door de gevestigde orde worden erkend als politiek engagement.

Om ervoor te zorgen dat deze perspectieven worden meegenomen bij het maken van politieke keuzes, breken we ons hoofd beter niet over ‘hoe we deze jongeren wél aan tafel krijgen’, maar eerder over: ’waar moeten we de tafel neerzetten om een eerlijker speelveld te krijgen?’. Misschien heb je wel helemaal geen tafel nodig. Want de vorm doet ertoe. Vraag je af waarom je een bepaald perspectief mist en welke obstakels ervoor zorgen dat dit perspectief op dit moment niet wordt gehoord. Dat vraagt om een lerende houding,  in de eerste plaats van volwassenen.

Vaak is er een mismatch tussen de vraag (meer jongerenbetrokkenheid) en de vorm (vaak een studenten- of jongerenraad). Volgens belangenbehartiger JOB MBO functioneert de studentenraad op slechts een handvol van de 61 mbo-instellingen in Nederland naar behoren, de gebrekkige motivatie van studenten krijgt vaak de schuld. Onterecht, of in ieder geval een incomplete conclusie. Er zijn enorme verschillen als je kijkt naar financiële compensatie, de tijdsinvestering die zo’n raad vraagt, de (onderwijs)tijd die de studenten daarvoor krijgen en de voorzieningen (ruimte, e-mailadres, communicatie-ondersteuning) die een studentenraad krijgt aangereikt (bron). Bovendien zijn de raden vaak niet representatief en halen langdradige bestuurlijke processen de wind uit de actiegerichte zeilen van de studenten. Dat betekenisvolle, effectieve en representatieve medezeggenschap van jongeren op het mbo zo moeilijk van de grond komt, betekent niet dat deze groep jongeren ‘niet geïnteresseerd' is, maar wel dat er iets schort aan hoe hun betrokkenheid wordt gestimuleerd en aangewend.

“Voor ongetrainde 20-jarigen, die vaak praktische opleidingen volgen tot verpleegkundigen of elektricien, is het bijna onbegonnen werk om ingewikkelde beleidsdocumenten te bestuderen. Zo worden de miljoenenbegrotingen van mbo’s dus nauwelijks gecontroleerd door degenen voor wie ze zijn bedoeld: de studenten.”  (bron)

Competentie, autonomie en relatie
In het onderwijs weet men dat je voor een goed pedagogisch leerklimaat in ieder geval moet voldoen aan drie psychologische basisbehoeften: je doet succeservaringen op en gelooft in je eigen kunnen (competentie), je kunt zelf keuzes maken (autonomie) en je maakt onderdeel uit van een gemeenschap en wordt gewaardeerd (relatie). Dat CAR-model is wat mij betreft ook een logisch vertrekpunt voor het betrekken van een nieuwe generatie bij de democratie.

Helaas leren lang niet alle jongeren dat hun mening ertoe doet, hoe je die kunt onderbouwen, en waarom het belangrijk is vervolgens ook te luisteren naar een ander (de C en R). Deze vaardigheden zijn een belangrijke voorwaarde voor (politieke) betrokkenheid. Daarnaast vragen we jongeren te vaak om ‘mee te denken’ op een manier en over thema’s die vooraf al zijn vastgelegd, daarin valt weinig autonomie (A) te bespeuren. Als je daadwerkelijk een representatieve groep jongeren wil betrekken bij de politiek en democratie, dan zal je zorg moeten dragen voor deze basisbehoeften. Dit overslaan betekent namelijk dat een grote groep zich überhaupt niet aangesproken voelt bij een oproep voor een leerlingen-, studenten- of jongerenraad.

De ernstige gevolgen van het onderscheid tussen doeners en denkers
Toen ik als debattrainer voor de klas stond, zag ik het verschil heel duidelijk: veel havo- en vwo-leerlingen geven redelijk gemakkelijk hun mening en hebben vertrouwen in hun eigen denken, wat ik herkende van mijn eigen middelbare schooltijd op het vwo. Als trainer viel het me op dat deze vanzelfsprekendheid er bij vmbo’ers en mbo’ers veel minder was. Dat heeft alles te maken met de waardering die zij ervaren en hoe ze door anderen vooral als ‘doeners’ worden weggezet. En doeners denken zogenaamd niet. Door die houding dreigen we meer dan de helft van de schoolgaande jongeren kwijt te raken in het maatschappelijk debat.

Dat vmbo’ers door de manier waarop er over hen wordt gesproken minder vertrouwen hebben in hun eigen denken, is een groot verlies voor onze samenleving (en het is uiteraard onterecht). Het is een groot verlies omdat we door onderwijsniveau en eigenwaarde zo hardnekkig aan elkaar te knopen ‘vmbo’ers vol zelftwijfel’ en ‘arrogante gymnasiasten’ hebben gekweekt, in plaats van zelfbewuste, kritische burgers. Onterecht omdat, zoals filosofe Eva-Anne Le Coultre stelt, iemand die een vak geleerd heeft natuurlijk óók constant wordt aangesproken op diens denkvermogen (en dat dat zo stellig in een krant onderstreept moet worden is absurd, maar tekenend):

“Loop eens een dag mee in de zorg en de morele dilemma’s vliegen je om de oren. Of bij de kapper. Moet ik milieuvriendelijke haarlak gebruiken ook als die veel duurder is? Wat doe ik met de vertrouwelijke gesprekken met klanten in de kappersstoel?”

De onderwaardering van vmbo’ers klinkt – niet geheel verrassend – ook door op het mbo, waar zo’n 40 procent van de Nederlandse jongeren na de middelbare school start met een vervolgopleiding. Mbo’ers voelen zich minder gezien en gehoord dan hun leeftijdsgenoten op het hbo en wo. Ze worden pas sinds 2020 officieel ‘studenten’ genoemd (in plaats van deelnemers) en nog steeds hebben vakmensen het label ‘laagopgeleid’. De motie om dit te veranderen is in 2021 is afgewezen bij ‘gebrek aan goede alternatieven’. Het is duidelijk dat deze manier van praten en omgaan met jongeren die een vak leren niet bijdraagt aan een gevoel van competentie, autonomie en gewaardeerd worden door de samenleving.

De school als democratische oefenruimte
Tijdens mijn werk bij Kennisland is het me opgevallen dat veel scholen wel een leerlingen- of studentenraad hebben, maar dat die bij vraagstukken rondom participatie weinig naar voren worden geschoven als effectieve belangenbehartigers. Bovendien zijn die raden zoals gezegd vaak niet representatief en zijn de bestuurlijke processen langdradig en niet actiegericht. Studentenraden zitten op alle onderwijsniveaus in zwaar weer. Zo gingen slechts 5,4 procent van de studenten van de Erasmus Universiteit stemmen tijdens de laatste studentenraadsverkiezingen. Op het hbo valt dit percentage vaak nog lager uit. Dat betekenisvolle, effectieve en representatieve medezeggenschap van studenten op alle lagen zo moeilijk van de grond komt, laat zien dat er iets schort aan het systeem waarin wij de betrokkenheid van deze generatie dwingen.

In een kamerbrief stelde de minister van Onderwijs dat medezeggenschap in het mbo moet worden versterkt, met name de studentenraden. Ook Job Mbo ziet dat studentenraden veel tegen dezelfde problemen aanlopen: het is enorm lastig om leden te vinden, de focus op formele medezeggenschap zit de betrokkenheid in de weg, de begeleiding is niet goed op orde, de jongeren krijgen te weinig tijd om hun werk (goed) te doen en hoeveel studenten verdienen als raadslid, verschilt per onderwijsinstelling. Terwijl de studentenraad op papier een belangrijke rol en veel macht heeft, is dit in de realiteit lang niet altijd zo

Er zijn gelukkig uitzonderingen, zoals Noorderpoort in Groningen en Drenthe. Daar worden de studentenraadsleden 20 uur per week ondersteund door een ‘vakbondsleider’, die als politiek assistent optreedt. De studenten bereiden samen met deze persoon zakelijke gesprekken voor en ingewikkelde documenten worden vertaald naar iets wat beter te begrijpen is. Het idee om de begeleiding op deze manier in te vullen, is vanuit het bestuur gekomen. Zij zijn er (net als ik) van overtuigd dat hun onderwijs beter wordt als ze de kennis en ervaring van studenten actief inzetten.

Dit soort ondersteuning is enorm belangrijk. Toch denk ik dat we ook hier grootser mogen denken. Wat als we een paar keer per jaar schoolbrede ‘meedenkdagen’ zouden organiseren waarop alle jongeren op informele wijze uitgedaagd worden om hun mening over schoolbeleid te vormen? Of als we het keurslijf van de raad wat loslaten en groepen studenten in kortere periodes over één inhoudelijk thema een advies laten uitbrengen? Of als we sterker in zouden zetten op de verbinding tussen jongerenraden en hun achterban? Want ook jongeren die geen zin of tijd hebben voor een bestuursjaar hebben het recht om gehoord te worden. Hoe zorgen we er samen voor dat leerlingen- en studentenraden een eerlijke kans krijgen om echt van betekenis te zijn? In ieder geval door in de participatiestructuren die we – samen met jongeren – opzetten eerst te zorg te dragen voor de basis: competentie, autonomie en (positieve) relatie.

Vraag het aan de jongeren
Er is nog een scala aan mogelijkheden om jongeren te betrekken bij politiek en samenleving, voorbij structuren als een leerlingen- of studentenraad. Laten we het aan jongeren zelf vragen: hoe zij binnen of buiten hun schoolomgeving betrokken willen worden en zeggenschap willen krijgen, hoe zij zich het meest gezien voelen en waarvan zij de meeste energie krijgen. We moeten de rol die onderwijsinstellingen kunnen spelen in een eerste, betekenisvolle kennismaking met de democratie niet onderschatten. De school kan de perfecte oefenruimte zijn waar jongeren leren deel te nemen aan de democratie, maar waar zij ons ook kunnen leren op welke manier dat het beste gaat. 

Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.